In het voorbijgaan
De straat omgaf mij met haar daverend kabaal en
Lang, slank, in diepe rouw ging mij een vrouw voorbij,
Verheven in haar smart; met fraaie hand liet zij
De zoom van haar gewaad opzweven en weer dalen,
Op snelle benen en met statueske grootheid.
En uit haar ogen, loden lucht waar storm ontspringt,
Dronk ik verkrampt, bevangen als een zonderling,
Zoetheid die fascineert, genot dat tot de dood leidt.
Een bliksemflits... en toen de nacht! Vluchtige schone
Wier blik mij één moment met levenskracht beloonde,
Zal ik je in het eeuwig leven pas weer zien?
Elders, ver weg van hier! Te laat! Of nooit misschien!
Ik weet niet waar jij vlucht, jij niet waar ik zal gaan,
Vrouw die ik had bemind, vrouw die dat hebt verstaan!
Vertaling: Peter Verstegen
Beluister dit gedicht in het Frans.
Stem: Naomi Nota
Ontdek dit gedicht in een minuut
Charles Baudelaire was het prototype van de dichter zoals we hem voorstellen. Een extravagante dandy, die in twee jaar de helft van het fortuin van zijn gestorven vader erdoorheen joeg. Veel korte affaires, een melancholisch levensgevoel en vooral onbegrepen – zijn nu bekendste dichtbundel, Les Fleurs du Mal (De bloemen van het kwaad), flopte genadeloos. Uit die dichtbundel kwam dit gedicht, over een vrouw die op straat voorbij loopt en door een korte blik het gevoel bij de ‘ik’ oproept dat, omdat ze elkaar niet kennen en hun eigen wegen verder gaan, een liefde verloren is gegaan.
Meer weten? Je kunt op deze website het gedicht beluisteren, je verdiepen in de totstandkoming en de maker en ontdekken wat Leidenaren ervan vinden.
Charles Baudelaire
Parijs 1821 - 1867
Charles Baudelaire was al vroeg met kunst bezig. Zijn vader schilderde graag en liet hem meehelpen. Toen Baudelaire zes jaar oud was, stierf zijn vader echter. Na anderhalf jaar hertrouwde zijn moeder met een beroepsmilitair, die later generaal zou worden.
Ontdekking van het ‘vrije leven’
Op de middelbare school deed Charles het goed. Hij haalde goede resultaten en schreef zijn eerste gedichten. Toch waren zijn docenten bezorgd om hem, omdat hij melancholische buien had, erg op zichzelf was en niet gedisciplineerd was. Dat laatste zorgde ervoor dat hij door een onbenullig incident van school werd gestuurd. Elders haalde hij alsnog een diploma, waarna hij rechten ging studeren. Tenminste, dat was zo op papier, want in de realiteit was hij meer te vinden in het Quartier Latin, waar hij een vrij leven leefde. Hier zou hij ook de syfilis oplopen waaraan hij later aan zou overlijden.
Op reis
Zijn stiefvader besloot hem op een reis naar India te sturen, in de hoop dat dit hem op het rechte pad zou brengen. Baudelaire verliet het schip echter in Mauritius, om terug te keren naar Frankrijk, maar wel vol van indrukken en inspiratie. Terug in Frankrijk kwam de erfenis van zijn vader vrij, een vrij groot fortuin dat hem in staat stelde om zijn leven als extravagante dandy te gaan leven. Binnen twee jaar joeg hij de helft van het fortuin erdoorheen, waardoor hij onder curatele gesteld werd. Opnieuw werd hij nu geplaagd door melancholische buien.
Schrijversleven
Baudelaire kreeg grote bekendheid door zijn Franse vertalingen van het werk van Edgar Allen Poe, een Amerikaanse schrijver met wiens werk en leven hij veel overeenkomsten zag. Zijn eigen werk sloeg echter niet zo aan. Les Fleurs du Mal (De bloemen van het kwaad), later zijn bekendste dichtbundel, flopte genadeloos. Na kort in België gewoond te hebben, stierf hij op 46-jarige leeftijd in Parijs aan de gevolgen van syfilis.
Waar gaat dit gedicht over?
Baudelaire toont in dit sonnet een bijzonder straattafereel. Er staat een man op straat, omringd door het lawaai van het verkeer. Hij ziet een vrouw voorbijkomen. Zij is lang, slank en in rouw. En ondanks (of juist door?) de treurigheid die om haar heen hangt, is ze mooi. Gedetailleerd wordt beschreven hoe ze passeert, hoe ze haar gewaad laat dansen terwijl ze voorbij loopt. De ‘ik’ is door haar gefascineerd en staat als aan de grond genageld.
En dan gebeurt het. De ogen ontmoeten elkaar, en voor een kort moment kijken ze elkaar in de ogen, zoals een bliksemflits kort de nacht laat oplichten. Het is slechts een kort moment, daarna is de situatie weer normaal. Het is echter genoeg om bij de ‘ik’ iets te laten veranderen. Sterker nog, door de blik is zijn leven veranderd, wordt hij opnieuw geboren. Meteen weet hij echter dat het waarschijnlijk bij dit moment zal blijven. Enkel in het voorbijgaan, de korte blik, waren ze samen, maar de vrouw vervolgt haar weg. Daardoor blijft de ‘ik’ achter met de vraag of ze elkaar zullen weerzien in de eeuwigheid, in de Romantiek een concept waarin het onmogelijke mogelijk is en deze onmogelijke liefde dus pas vervuld kan worden.
De ‘ik’ blijft vertwijfeld achter, niet wetend waar of wanneer ze elkaar weer zullen ontmoeten, of dat überhaupt ooit zal gebeuren. Ze weten niets van elkaar; waar ze heen gaan, hoe ze heten, wie ze zijn, en toch is er één ding in dat vluchtige moment dat de blikken elkaar kruisten duidelijk geworden: de ‘ik’ kon op de voorbijgangster verliefd zijn geworden en hij weet zeker dat de voorbijgangster dat vermoedde.
Ontstaan van het gedicht
In 1861 verscheen de tweede editie van Les Fleurs du Mal (De bloemen van het kwaad), waarin Baudelaire het gedicht À une passante opnam. Deze bundel bestaat uit zes delen, die allemaal een thema hebben, iets wat voor die tijd ongebruikelijk was. Baudelaire had hiermee ook een bedoeling: volgens hem waren de gedichten alleen goed te begrijpen in combinatie met de andere gedichten. Dit gedicht is te vinden in het tweede deel, Tableaux parisiens (Parijse taferelen). Deze serie beschrijft een dag in de stad Parijs, waarbij een ‘ik’ door de stad flaneert.
Ik heb een verhaal bij dit gedicht
Heeft dit gedicht een speciale betekenis voor jou? Herinner je nog wanneer je het voor het eerst hoorde bijvoorbeeld? Of ben je het ooit ergens onverwachts tegengekomen? Laat het ons weten op muurgedichten@taalmuseum.nl! We voegen jouw verhaal graag toe aan deze website.
Charles Baudelaire in Leiden
Foto: Anoesjka Minnaard
Dit muurgedicht is sinds april 2003 te vinden aan de Zoeterwoudsesingel 55 in Leiden. Het was het 87e muurgedicht dat Stichting TEGEN-BEELD realiseerde. Het gedicht werd voorgesteld door Leo van Maris. Hij gaf Frans aan de Universiteit Leiden en is tevens vertaler. Hij stelde het voor, omdat tot dan toe er nog geen gedicht van Charles Baudelaire in Leiden te vinden was, terwijl dat toch een van de grote Franse schrijvers is. Daarnaast is dit gedicht extra bijzonder, omdat het gedicht over een mogelijke liefde in het voorbijgaan gaat. Dit zou zomaar kunnen kloppen voor iemand die aan het gedicht voorbijgaat. Het gedicht werd tevens voorgesteld door Hetty Leijdekkers van Stichting TEGEN-BEELD. Haar signatuur, de blauwe Franse lelie, is rechtsonder te zien.
Citaten
Wat is liefde? De behoefte aan zichzelf te ontsnappen.
Charles Baudelaire
Het leven heeft een einde, verdriet heeft er geen.
Charles Baudelaire
Wist je dat?
- Charles Baudelaire was een grote inspiratiebron voor veel schrijvers, bijvoorbeeld de Franse schrijvers Rimbaud en Verlaine, maar ook de Duitse schrijver Rilke en de Amerikaanse schrijver T.S. Eliot. Van Rimbaud, Verlaine en Rilke zijn in Leiden ook muurgedichten te vinden.
- Baudelaire en Les Fleurs du Mal komen ook veelvuldig terug in de populaire cultuur. Zo bracht de band Marilyn Manson bijvoorbeeld een nummer uit dat The Flowers of Evil heet en is de dichtbundel in een aflevering van televisieserie Friends te zien.
In Passing
The traffic roared around me, deafening!
Tall, slender, in mourning - noble grief -
a woman passed, and with a jewelled hand
gathered up her black embroidered hem;
stately yet lithe, as if a statue walked . . .
And trembling like a fool, I drank from eyes
as ashen as the clouds before a gale
the grace that beckons and the joy that kills.
Lightening . . . then darkness! Lovely fugitive
whose glance has brought me back to life! But where
is life - not this side of eternity?
Elsewhere! Too far, too late, or never at all!
Of me you know nothing, I nothing of you - you
whom I might have loved and who knew that too!
Translation: Richard Howard
À une passante
La rue assourdissante autour de moi hurlait.
Longue, mince, en grand deuil, douleur majestueuse,
Une femme passa, d'une main fastueuse
Soulevant, balançant le feston et l'ourlet ;
Agile et noble, avec sa jambe de statue.
Moi, je buvais, crispé comme un extravagant,
Dans son oeil, ciel livide où germe l'ouragan,
La douceur qui fascine et le plaisir qui tue.
Un éclair... puis la nuit ! - Fugitive beauté
Dont le regard m'a fait soudainement renaître,
Ne te verrai-je plus que dans l'éternité ?
Ailleurs, bien loin d'ici ! trop tard ! jamais peut-être !
Car j'ignore où tu fuis, tu ne sais où je vais,
Ô toi que j'eusse aimée, ô toi qui le savais !
Meer weten?
Dit gedicht is geschreven door het Taalmuseum in samenwerking met Chris Flinterman. De vertaling naar het Engels is gemaakt door Emma Knapper. Er is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
- Burton, Richard D.E. ‘Charles Baudelaire’ via Academic-eb.com (31-5-2018)
- Westerwelle, Karin. Die Transgression von Gegenwart im allegorischen Verfahren Baudelaires „A une passante”, in: Romanische Forschungen 107 1 (1995), p. 53-87.